door Charlotte Dorren
•
17 jan., 2024
Met de rugzak op lopen we over de boulevard richting bushalte. Metershoge golven stuiven genadeloos het strand op. Colombianen maken er foto’s van en het haalt zelfs de krant. Zo was het ook bij onze aankomst vorige week. Het was laat, donker en het gierde 30 knopen. Dat is windkracht 7. De twee dreigende rotspunten waar Quelinda tussendoor moest, leken dichtbij en steil alsof we ze zouden schampen. Onrustig surften we het havengebied binnen. Er was amper tijd om de lijnen klaar te leggen en eerder op zee mezelf eraan wagen, zou levensgevaarlijk zijn. Vermoeid en onder spanning na een onstuimige tocht van drie dagen, moest er snel gehandeld worden. Paul stond achter het roer, ik aan dek. De wind maakte het onmogelijk elkaar te verstaan. En zo hadden we alle ingrediënten voor miscommunicatie en een rommelige aankomst in Santa Marta te pakken. Maar de alleraardigste marineros van de haven reageerden alert en snel via de marifoon en kwamen ons tegemoet om ons te begeleiden. Tevoren maken we altijd een voorstelling van hoe het zal zijn, bestuderen de weerkaarten, de zee en de route en spreken af wie wat doet. Maar regelmatig loopt het toch anders dan we denken en zijn we goed in elkaar de schuld geven van dat wat misging. Het resultaat, twee chagrijnige zeezeilers die het zat zijn en zich afvragen waarom ze dit ook alweer doen. Zo begon ons avontuur in Santa Marta, Colombia. Haar blik is niet meer van deze wereld Colombia is na Kaapverdië het tweede land waarin we het gevoel hebben in een compleet andere wereld te zijn. Iedereen spreekt er Spaans, de derde wereldtaal die wij op kleuterniveau machtig zijn. En dat is even wennen. De bus naar ons eerste uitje stopt. We kunnen er nog net bij. De beenruimte is zo kort dat Paul er alleen schuin in past. Het is er bloedheet. Bij elke hobbel prikt mijn rechterbovenarm in het raamscharnier. De oudere man naast ons geeft een seintje dat hij eruit wil en loopt houterig naar voren. Met zijn handen zoekt hij steun aan de bagagerekken boven zich. Het stoffen tasje aan zijn rechteronderarm bungelt zo, dat het bij elke stap voorwaarts met de onderkant tegen het hoofd van de volgende medepassagier tikt. Hijzelf heeft niets in de gaten en niemand lijkt onder de indruk. Ik moet erom lachen. De man krijgt keurig hulp bij het uitstappen. Mijn oog valt op een jonge vrouw op straat. Mijn maag krimpt ineen. Ze zit op een platte doos in versleten, vies ondergoed waar alle rek uit is. Haar knokige knietjes tegen elkaar gedrukt. Ooit was ze bloedmooi. Ze kijkt naar één van de mannen vlakbij met een blik die niet meer van deze wereld is. Dit is een beeld waarvan ik weet dat ik het niet meer kwijtraak. Verslaving, het raakt me elke keer weer. En hier in Colombia, misschien wel de bakermat van alle drugsellende, valt het nog meer op. Ik leer dat ik beter geen geld kan geven. Eten wat we over hebben, een kop koffie, of oude kleding dat is beter. Dan kan het tenminste niet geretourneerd worden voor alsnog een paar rotcenten. Pijnlijk duidelijk wordt dat de bedelende moeder met een huilende baby, niet altijd is wat het lijkt. Het kleintje kan zomaar geleend zijn van de echte moeder die in geldnood zit. De criminele leenmoeder betaalt haar en geeft de baby vervolgens de hele dag niets te eten. Het wordt hongerig, huilt van ellende. Onwetende langslopers geven geld aan de verkeerde. Het is hartverscheurend schrijnend. En heus, dat is niet alleen in Colombia, het is overal. Ik zou het niet durven Nog een half uurtje rijden en dan zijn we er. In de bus is vertier genoeg. Een verkoper met potjes menthol stapt in en vertelt in rapido tempo over de helende werking. Hij laat ons voelen en ruiken maar we hebben het echt niet nodig. De volgende die instapt is een oudere dame met een doos piepende kuikens die ze niet alleen kan tillen. Dan een straatrapper. Met een geluidsbox en improvisatie maakt de jonge gast met elke passagier een praatje en een grap. Hij kent Nederland een beetje en we worden in het oranje zonnetje gezet. Pauls brede armen worden geroemd alsof er berenkracht in zit. Het is kostelijk vermaak op weg naar Bonda, een klein bergdorp. We gaan een paar dagen proefdraaien. Want volgende week gaat de backpack op en trekken we drie weken door Colombia. Quelinda laten we achter in de goed beveiligde jachthaven van Santa Marta. We stappen uit bij het politiebureau. Jonge mannen op motoren wenken. Daar moeten we zijn. Het is nog een half uurtje achter op de offroad motor en dan zijn we op plaats van bestemming. Paul moet af en toe afstappen als bijrijder omdat de rotsige, modderige weg door de bergen te steil en te glad is om beiden te dragen. Bij mij gaat het rijden wel goed en dat zonder de getalenteerde bestuurder te knijpen. Ook ik heb mijn motorrijbewijs, maar hier rijden? Dat zou ik niet durven. Kak! De finca , een traditionele plattelandswoning, ligt verscholen in mistig groen. De ochtenden benutten we goed, dan schijnt de zon. ‘s Middags regent het pijpenstelen. We maken een hike naar zeven watervallen en zwemmen in de rivier. Maar dan wordt het fris. Ik krijg het zo koud dat het niet meer past bij het weer. Ik word overgeleverd aan de grillen van mijn darmen. Waarschijnlijk het rivierwater of de vruchtensapjes. Niet veel later is Paul ook de pineut. Voor ons allebei de eerste keer sinds vertrek uit Nederland. Iets wat we veel vaker verwacht hadden. Met samengeknepen billen reizen we terug naar Quelinda. Ondanks dat we nog niet hersteld zijn van de poeperitis beginnen we toch aan de reis. Dit land smaakt naar zoveel meer en ons bin zuunig . Als Hollander laat je een geboekte vlucht niet lopen toch? Na een korte binnenlandse vlucht bereiken we Bogota. Met 8 miljoen mensen op 2640 meter hoogte is het één van de hoogst gelegen hoofdsteden ter wereld. En dat voelen we. De truien en jassen gaan aan en we zijn snel buiten adem. Overdag fietsen we met een artistieke gids een kleurrijke streetart route en lukt het om foto’s te maken. Lopend met de camera in de hand is hier geen goed idee. Lees, weg telefoon. ´s Avonds blijven we net als de Colombianen netjes in het hotel. De laatste dag bezoeken we met een kabelbaan de Monserrate berg met het spierwitte klooster. Het uitzicht over de oneindige, in smog gehulde stad is fenomenaal.