Thuis

De grillige schoonheid van Schotland werd het niet. Wat we na 23 dagen oversteken nodig hadden, was rust, stabiliteit en lekker weer. Na Ierland kusten we de Scilly-eilanden zonder er te zijn. Geen zin in gedoe met rommelig weer. En zo werd het de Engelse zuidkust. Hoppend van baai naar baai. Naar zeilvrienden en familiebezoek in Plymouth.
In Plymouth stapte Linda aan boord: twaalf dagen een gezellige metgezel, een cadeautje! Er werd weinig gezeild, maar veel gewandeld. Langs het South West Coast Path, of zoals wij het noemden: het ‘korreltje zout-pad’. Naar het intense, beroemde boek dat onlangs nog in opspraak was. De paden zijn prachtig: glooiend, kuitenbijters en adembenemende uitzichten. Even stoppen om bramen te plukken, de steilte van de krijtrotsen bij Old Harry and His Wife te voelen.
Onderweg pubs, gevuld met mensen en handen vol glazen zonder schuim, Engelse gastvrijheid en droge humor. Het voelt als vakantie, en steeds meer als de laatste dag op weg naar huis. Naar een stal die ruikt.
"Bijna thuis!" horen we overal zeggen. Ik hoor het mezelf ook zeggen.
Maar wat ís thuis eigenlijk? Hoever moet je reizen om te voelen wat thuis is?Margriet vroeg het me via de socials. Ze dacht dat ik dat na 3 jaar en 3 maanden reizen vast zou weten.
Haar woorden bleven haken. En nu weet ik dat ik het weet.

Kippeneindje
Met een week lang tegenwind op komst besluiten we vanuit Brighton het kleine weergaatje naar Nederland te nemen. Onderweg komt nummer 1 van de Ocean Race Europe ons tegemoet. Nauwelijks wind, en tóch snelheid – machtig om te zien. Maar de zee is de oceaan niet meer. De lange deining valt weg. De kust blijft zichtbaar, met overal licht, en België nog altijd plat als een pannenkoek.
Voor het eerst sinds lange tijd verlenen we weer voorrang in de drukte van de Westerschelde en zwaaien naar de KNRM. Een dag en nacht motorzeilen later, inmiddels een kippeneindje, varen we de sluis van Vlissingen in.
Fenders, lijnen, alles hangt klaar. Kunnen we het nog? Gek genoeg toch weer spannend. Maar al snel voelt het als vanouds en vertrouwd. En, geen paniek meer als ik de lijn door het oog mis. Wel de onveranderde onrust en het gehaast bij andere boten. Ik heb een praatje pot als we langszij liggen. Complimenteer de vrouw naast me met haar mooie nieuwe lijnen.
We pikken de ‘blauwe golf’ en richting het Veerse Meer. Dan gaan alle bruggetjes lekker open zonder wachten. Een week liggen we voor de Mosselplaat. Overdag is het druk. Het is vakantietijd in Nederland. ’s Avonds en bij harde wind gaan de meesten weer naar binnen, de haven in. Wij blijven. Wij zijn gaan houden van ons anker. Nog nooit heeft het ons in de steek gelaten. Ultieme vrijheid en privacy en als een huis. Veilig en vast, zelfs in storm.

Laatste nacht
Nee, we zijn in die week dat we bij Veere lagen niet stiekem naar ‘huis’ gereden, zoals velen dachten. We bleven bewust aan boord. Landen. Mentaal afkicken van een bizar avontuur. Opruimen, wandelen, fietsen. Verkneukelen om een bitterbal en een portie kibbeling. Nog even niet in die ratrace stappen die onvermijdelijk op ons ligt te wachten.
“Maar meneer, dat marifoonkanaal gebruiken we al jaren niet meer!”
kraakt de sluiswachter van de Volkeraksluis uit de speaker.
Paul en ik lachen. Weer zo’n besef dat we lang weggeweest zijn en toch zo dichtbij huis.
Een uurtje later liggen we vlakbij Noordschans. De windmolens zoemen. De mooringbal bonkt tegen de romp. Vrachtschepen ronken in de verte voorbij. Alles als vanouds.
Het moet ergens midden in de nacht zijn. Paul is tegen me aangekropen en praat tegen me. Eerst denk ik dat ik het droom.
Hij somt bestemmingen op: “Suriname. Panama. Colombia. Weet je nog die woeste zee bij de Kaaimaneilanden… Het komt niet meer terug. Ik word er gewoon emotioneel van...”
Te ver weg in mijn slaap mompel ik verstoord: “Wat zeg je toch allemaal... ga lekker slapen lief.”
De volgende ochtend voel ik me een beetje schuldig. Het is niet zo’n prater. En het was zijn moment wat hij met me wilde delen. Zijn besef dat het de laatste nacht was van onze reis.


Feest!
Een rij vlaggetjes van alle landen flapperen kleurrijk en fier van mast tot achterschip. Aan stuurboord prijken de seinvlaggen: de letters van Quelinda’s naam. Ze glimt. Klaar om te shinen, net als wij.
Daar is de smalle, ondiepe doorgang van het havenhoofd. Met maar 10 centimeter water onder ons en een dikke modderlaag is uitbundig springen en zwaaien naar iedereen er even niet bij.
Please! Geen vastloper op het moment suprême! Paul manoeuvreert geconcentreerd. Het gaat goed.
En de wind? Die is perfect voor een aankomst waar iedereen kijkt. Geen zuchtje. Zo wil je het.
Iedereen die kon komen, staat er. Op de steiger, voor de mooi vernieuwde brasserie. Het is een genot om te zien, en tegelijk om er verlegen van te worden. Familie, vrienden, zeilmaatjes.
Knuffels, echte zoenen. Over en weer blijdschap, cadeautjes en met een steigerbiertje in de hand.
Er is geen digitaal gesprek dat daartegenop kan.
We zijn thuis.
Thuis in het landschap van de haven die ons welkom heet.
Thuis in een nieuw huis met muren die ons omarmen, en deuren die opengaan.

Waar het klopt
Waar ik me thuis voel, dat is niet alleen de plek.
Ook op zee, bij Paul, aan boord van
Quelinda, voelde ik me thuis.
Tussen de elementen. In gesprekken met mensen op plekken over de hele wereld, mensen die vriendelijker, opener, behulpzamer waren dan ik ooit voor mogelijk hield.
Thuis is geen land. Geen vaste grond. Het kan ook drijven.
Misschien ben ik wel zelf mijn thuis, is het de toestand van mijn hart.
Waar mensen zijn die ik liefheb.
Waar ik geworteld ben, maar ook mag bloeien.
Waar ik mezelf kan zijn. Word gezien. Verbonden ben.
Waar mijn hart klopt.
Dat diepe gevoel van thuiskomen, dat leerde ik pas ten volle op reis.











