Nevernooitmeer
Daar is Kinsale! De mist trekt op, de zon breekt door en een rotsige, kustlijn met glooiende, groene en gele velden verschijnt. Vanuit de verte zie ik ze aankomen, dolfijnen. Ze sjansen, springen en spelen op Quelinda’s boeggolf, alsof ze ons verwachten, verwelkomen. De vuurtoren verdwijnt uit het zicht en de baai opent zich. Mestgeur dringt binnen. Verderop grazen koeien. De geur van land. Wat ben ik blij!
Ooit zou ik de oceaan terug oversteken. Ik zag het als een noodzakelijk kwaad, iets wat moest gebeuren maar waar ik tegenop keek. Naar het Oosten zou niet makkelijk worden. En ik wist zeker, angst zou komen. Voor de zee, voor storm, voor alles wat stuk en fout kon gaan.
Waarom überhaupt?
Toch heb ik het gedaan. Waarom? Omdat ik Paul niet alleen wilde laten met datgene waar ook hij niet naar uitkeek. Omdat ik deze reis wilde afmaken, niet weglopen als het moeilijk werd. Samen doorzetten.
Maar dan wel met iemand erbij. De keuze om een opstapper mee te nemen, was geen beslissing van één nacht. Paul en ik zijn een geoliede machine, eentje met een complexe gebruiksaanwijzing. One of a kind. En wilden we dat een opstapper aandoen? Of zou de opstapper zelf een extra zorg zijn? Eerst was het dus een No Go. We zouden het samen doen. Maar achteraf was de keuze om met zijn drieën te gaan goud waard.
De eerste twee zeildagen van de oversteek waren heerlijk. Zon, comfortabele koers en rustig de katterigheid weg laten vloeien.
De derde ochtend werd ik wakker van rumoer. Ik hoorde Paul heel hard roepen: “We maken water!”
Zoet water maken met deze deining? Dacht ik half slaperig. Dat is raar. Dat kan toch niet? Maar het bleek anders, er kwam letterlijk zeewater het schip binnen.

Zinken we!?
‘Zinken we!?’ Ik vloog mijn kooi uit en zag het vooronder openliggen, hoorde water klotsen. Matrassen en spullen lagen overal. Snel werd ik bijgepraat over het van kwaad tot erger wordende zeewater wat naar binnen stroomde. Paul en Ronald allebei in de weer met emmers, doeken en een extra bilgepomp. Door de koers aan de wind en de hoge deining bleef het water over de boeg en dek stromen. We streken snel de zeilen en legden de boeg in de wind. Dat we nu naar Afrika voeren en niet naar Europa was van latere zorg. Op de motor konden we werken! Water wegpompen, het probleem zoeken en oplossen.
Een verstopt loosgat in de ankerbak was de boosdoener. Met een ragger lukte het de viezigheid eruit te krijgen. Voor de zekerheid boorde Paul een extra gat in de romp. Dat zou ons niet nog eens gebeuren. Minstens 2000 liter water pompten we overboord met een extra elektrische pomp.
Na vier uur waren we droog en schoon, en weer terug op koers. Uitgeput, met een hoofd nog vol spanning maar in controle. Wat had het veel erger kunnen zijn. Ik hield wacht terwijl de mannen bijsliepen. De adrenaline zakte. Niet weg, maar naar een voortdurende staat van paraatheid die ik de hele oversteek gevoeld heb. Ik denk niet dat ik me de hele reis echt heb kunnen ontspannen.
Echt bang was ik toen niet. Dat kwam later pas, toen de wind en golfstroom zich plotseling fel tegen keerde. De golven piekten zo hoog en onvoorspelbaar dat ze me lamlegden. Ik maakte snel de mannen wakker. Aangelijnd trotseerden we de agressie van de zee, pasten het zeil aan en koersten zuidwaarts, wachtend tot de wind bedaarde. Een halve dag later surften we met 14,5 knoop over dezelfde golfstroom weer verder richting Azoren. Want die eilanden hielden we als escape. De zee, zo veranderlijk en verraderlijk.

Storm Andrea raast
Tijdens de oversteek werd de eerste genaamde storm een feit. Storm Andrea raasde dwars over onze koerslijn. We deden alles om ervan weg te zeilen, ik draaide mijn duimen tot ze zeeziek werden. Het weer was haast het enige gespreksonderwerp. Verder vooruitkijken dan een paar dagen wat je graag zou willen, was onmogelijk. Gekunsteld en verplicht muziek draaien ter afleiding en snoeperij hielp iets. Ook hadden we steun van andere zeilers. Eén voorzag ons elke dag van meteorologisch advies, een bevestiging van wat we deden, een geschenk. Andrea verloor haar kracht in de boeken maar gaf nog altijd 45 knopen wind en golven van 4,5 meter. Het kleinste puntje zeil voerde ons nog altijd met 8 knopen vooruit.
Steeds was er een plan. Met twee mannen aan mijn zijde voelde dat fijn. Doelgericht en rationeel. Maar in mijn eentje aan dek kon het heel anders zijn. Toen een golf over dek sloeg en ik vanaf de top de diepte inkeek was de ratio gauw weg. Ik huilde, was bang, voelde me nietig. Bang voor nóg een grotere golf, bang dat Quelinda het niet hield. Maar wat is zij sterk, en stabiel!

Ontsnapping aan de realiteit
Ik kan je ook niet uitleggen hoe het écht is om je voortdurend schrap te moeten zetten bij alles wat je doet. Op het toilet zitten, een schoen aantrekken, een boterham smeren — zelfs gewoon verplaatsen of slapen vraagt kracht. Het is uitputtend.
De kombuis was mijn terrein. Een fijne bezigheid, een uitlaatklep. Maar ook vaak een uitdaging onder zeegang. Op twee dagen na lukte het me om echt te koken. Van risotto, tot lasagne, salades en stamppot. Het hield de moraal hoog, voedde tenminste. Wanneer het niet ging, werd het soep uit blik. Mijn lijf draaide overuren. Slapen voelde als een ontsnapping aan de realiteit, als een poging mijn lijf te laten herstellen. Ik verlangde naar diepe rust.
Dankzij Ronald, konden we de nachtwacht verdelen. Er was meer rust en er waren extra handen in onverwachte, pittige situaties. En dat bleek een verademing. Zijn aanwezigheid zorgde voor gezelligheid en enthousiasme. Het hielp relativeren waar we anders wellicht vast zouden lopen in stilzwijgen of patstellingen. Het haalde de scherpe randjes van de overtocht weg. En het gaf hem de kans om een droom te leven. Om een oceaanoversteek van zijn bucketlist te kunnen schrappen. Hij had er maanden naar uitgekeken en kijkt terug op een mooie ervaring.

Toch nog genieten?
Ik dwong mezelf steeds te bedenken waarom ik er zelf naar uitkeek. Het was vooral omdat ik wist dat met deze oversteek Europa naderde. Het was ook omdat ik het gevoel wilde hebben dat ik niet was weggedoken, maar doorgezet had. En omdat ik wist dat de zee me ook haar pracht kon laten zien. Ik hoopte de grote reuzen te ontmoeten.
En of die kwamen. Ik werd opgeschrikt door het uitblazen van lucht. Een fontein van water spoot omhoog en meters grijze ruggen gleden door het water. Drie vinvissen, zo dichtbij als ze waren. Ik smolt. Genoot. Misschien wel een vader, moeder en kind. Want eentje was een stuk kleiner. Waren ze nieuwsgierig of werden ze mijn kant opgedreven door het tegemoetkomende containerschip?
Ik vond dat het vrachtschip met 0,4 mijl afstand, en 15 knopen snelheid, te dichtbij kwam. Ik riep op en vroeg naar zijn intenties. Niets. Geen reactie. Een paar minuten later kwam er een gebrekkig antwoord in het Engels met Indiaas accent. Ik zou zo terug gebeld worden.
‘Quelinda, Quelinda, Quelinda….. ‘Daar was het schip weer. Een andere man, ditmaal beter verstaanbaar had me gezien. ‘Ik zie je op AIS, maar waar zit je verlichting?’
‘Ik ben onder zeil en nog te ver weg voor jou om me te zien. Mijn licht zit in de masttop.’
De man verzekerde me dat hij me in gaten hield en ruim zou passeren. Ik hield koers, bedankte hem en wenste hem een goede wacht. Niet veel later volgde een korte reactie: ‘Quelinda, je licht is zichtbaar.’

Heus, ik heb genoten van de oversteek. Van voorbijdrijvende Portugese oorlogsschepen, zon die de oceaan liet stralen, de walvissen, een onverwacht gesprek met een kapitein in de schemering en de momenten dat we aan boord een team waren.
Iedereen bleef het me ook maar zeggen: geniet ervan! Vergeet niet te genieten, Charlotte.
Een mantra wat ik mezelf ook maar bleef inprenten. Ik wil eerlijk zijn. Geen geromantiseerd verhaal vertellen. Het genieten woog niet op tegen de voortdurende fysieke en mentale spanning die ik heb gevoeld.
Die eerste avond hoorde ik het voor het eerst in de Ierse pub vol gezelligheid en leven:
“And it’s no, nay, never
No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more”
Ik moest lachen. Van Newport, Rhode Island, Amerika naar Kinsale in Ierland. Maar liefst 23 dagen op zee. Dat zijn 3346 mijl en omgerekend 6200 kilometer.
Terwijl het glas koud was en de pub warm, voelde ik alles tegelijk: trots, vermoeidheid, dankbaarheid, ontlading. De woorden van het liedje bleven hangen en ik zong het in mezelf toen we terugliepen naar boord. Zelfs toen ik in bed lag was ik het nog niet kwijt.
“No, nay never no more
Will I play the wild rover
No never no more”
Een oceaan oversteken? Dat nooit meer.
Oceaan, je bent gewoonweg te groot en te intens voor mij.









