Piketpaaltje
Altijd als Paul erover begon, knikte ik. Alsof ik het ook zag: voor anker bij het vrijheidsbeeld. Zijn droom. Zoals Suriname die van mij was. Maar voor mij was New York vooral ver weg en te groots. Het leek me sterk dat we er echt zouden komen.
Een jaar geleden hoopte ik stiekem nog van niet en dacht dat we vast wel eerder zouden afbuigen. Het wisselende weer, de lange afstanden. Ik keek er niet naar uit. Waar leg je aan in een stad die nooit stilstaat? Hoe hard stromen de rivieren die miljoenen mensen voorzien? En past een schip als het onze wel ergens tussen staal, sirenes en skyline?
Te veel vragen. Te veel onzekerheid. En als het dan te groots wordt, klap ik dicht. Dan druk ik nieuwsgierigheid weg als een ongeduldige gast aan de deur en doe alsof er niemand thuis is.
Minderjarig
Paul is anders. Waar mijn gedachten dwarrelen en twijfels blijven, legt hij lijnen vast. Een route in zijn hoofd bestaat lang voordat we ook maar één mijl gevaren hebben. En daar is lastig van af te wijken. Stap voor stap vult hij het plaatje in, tot ook ik het begin te herkennen en kan omarmen. En morgen is het dan zover. We varen zowaar The big Apple binnen. Op eigen kracht. Op eigen kiel. Met gezonde spanning en geen weglopen meer. Ongelooflijk. Want wat een stad is dat!
Ik was zestien toen ik er voor het eerst kwam. Een bizar verhaal eigenlijk. Ik won de hoofdprijs van een ontwerpwedstrijd van een deodorantmerk en damesblad: knippen, plakken, kleuren. Uren heb ik er als puber op gezeten.
Officieel mocht ik niet meedoen, ik was minderjarig. En dus schreef ik me in onder mams naam. Ik weet nog hoe ze met een grote glimlach de reischeque en de bos bloemen in ontvangst nam. Het deed een beetje pijn omdat ik daar niet stond. Maar wat was ik trots op mezelf.

Mist
Het is nog vroeg en waterig koud. Ik trek mijn wenkbrauwen op, probeer mijn ogen wijder te zetten, alsof ik de mist ermee kan splijten. Het helpt niet. Een muur van wit omringt ons. Geen horizon, geen kustlijn. De hemel lijkt opgeheven. Het zijn alleen wij, de ronkende motor en de doffe tonen van misthoorns in de verte die proberen te waarschuwen. Sommige komen dichterbij, andere verdwijnen langzaam. Op het navigatiescherm verschijnen stipjes. Kleine vissersboten via radar, grote schepen ook via AIS. Zien doen we ze niet. We turen over de boeg, klaar voor alles wat toch nog onverwacht te dichtbij en te snel opdoemt. Zijn we toch nog gespannen.
De stemming aan boord is gemengd. Ik ben eufoor want ik ben er bijna! Vakantie vieren en vrienden ontmoeten, dat zie ik kraakhelder voor me. Maar Paul zwijgt. Zijn gezicht oogt ineens veel ouder dan hij is. In zijn hoofd stond een skyline geprogrammeerd. Iets groots. Iets glanzends met een aankomst zoals in een film. Maar dit? Mist, grijs op grijs en niets wat je bij zal blijven, dat past niet. En dat merk ik heel duidelijk.

Uniek
Wanneer uit het niets Verrazano-Narrows Bridge, de verbinder tussen Staten Island en Brooklyn, opduikt, klaart de lucht een beetje aan boord. Maar op de foto wil Paul niet.
"Serieus? Nu niet op de foto? Kom op, we zijn hier maar één keer… het is ook mijn moment! En dus, gewoon even lachen. Je doet maar alsof.’’ Ik druk op de camera. Moment vastgelegd en niet eens onaardig.
Wanneer de watten wegtrekken, de zon het slechte zicht verdrijft en ik nog maar weer eens koffie inschenk, zie ik enthousiasme en ondeugd waar ik zo van houd.
Plots staat ze daar. Geen aankondiging nodig, gewoon: bam, de Lady. Met haar arm en fakkel omhoog. Trots en kalm tegelijk. Wat er dan door ons heen gaat, is moeilijk te vatten. Ontroering. Ontlading. Een gevoel van overwinning. Voor anker bij het vrijheidsbeeld een groots piketpaaltje op onze reis. We zijn er en tegelijk nog lang niet.
Ferry’s, watertaxi’s, plezierbootjes, een levendige stroom verkeer vaart kriskras rond. We liggen er alleen. Waarom? Vragen we ons af. Oké, het hobbelt een beetje door alle drukte. Maar kijk ons nou!
Twee biertjes, een houten plankje met kaas, rauwkost en eiersalade, speciaal bewaard voor dit moment. Rug tegen de mast, ogen op de skyline, waar wolkenkrabbers zich spiegelen in het water. Een kakofonie van stijlen, kleuren, hoogtes. En dan zij, stil en fier, die bekeken wordt. Uren mijmerend op het voordek verstrijken.
Er klinkt muziek, verkeer en sirenes. Het water klotst steeds rustiger tegen de romp. De zon zakt en avondkoelte glijdt over ons heen. De stad begint te schitteren en geeft speciaal voor ons een feestje. We slurpen het allemaal op. Met huid, oren, ogen en hart. Dit is uniek. Om nooit te vergeten. Dat wij dit kunnen samen.










